Schapenman Cor is verbolgen. Hij moet voor de rechter komen, omdat hij niet goed zou zijn voor zijn schapen. Maar achter de dood van zijn dieren schuilt een heel ander verhaal, zegt hij.
Zelfverzekerd stapt Cor de rechtszaal binnen. De lange, slanke vijftiger met grijze kuif is samen met zijn dochter naar Rotterdam gekomen. Een rit van zo’n 160 kilometer, vanuit de Noordoostpolder. “Mijn dochter is 17 en heeft net haar rijbewijs”, vertelt Cor. “Zij zat achter het stuur.”
“Stoer dat je dan meteen naar zo’n grote stad durft te rijden”, zegt de rechter tegen het meisje, dat achter in de zaal zit. Het complimentje wordt met een glimlach ontvangen.
Cor zit voor de rechter vanwege zijn liefhebberij: schapen. Hij heeft nog altijd een kudde in Lansingerland, ook al woont hij daar al een tijdje niet meer. Cor moest verkassen toen de HSL werd aangelegd en vertrok naar Flevoland.
De schapenman zegt dat hij elke week in de auto stapt om bij zijn dieren te gaan kijken. De rest van de tijd worden ze in de gaten gehouden door anderen. Cor vindt dat z’n dieren niks te kort komen en noemt het ’totaal ongegrond’ dat justitie hem wil vervolgen. Maar hoe zit het dan met de kadavers die in een weiland in Lansingerland zijn gevonden?
In de zomer van 2023 is het goed mis in de wei van Cor, schetst de officier van justitie in haar aanklacht. Een paar schapen zijn bekneld geraakt in de omheining, een schaap loopt kreupel en in het gras liggen drie kadavers, die vermoedelijk zijn verdronken in de sloot. Volgens de officier kunnen de schapen bovendien niet veilig drinken. Ze moeten daarvoor vanaf een steile heuvel naar het water.
Cor reageert direct als hij de beschuldigingen hoort: “Het waren er geen drie”, zegt hij over het aantal dode schapen. “Het waren er zes.”
De rechter veert verbaasd op. “Zes?”
“Ja”, zegt Cor.
Poolse bierblikjes
De officier verwijt Cor dat hij de omheining van de wei niet op orde had. De schapenboer, die zijn eigen verdediging voert, snuift. “Ik kon daar niks aan doen”, zegt hij. “Mijn accu was gestolen. Daardoor stond er geen stroom meer op de draden en zijn de schapen er doorheen gegaan.”
Wie de accudieven waren? Daarover heeft hij zo zijn vermoedens. “Ik kan het niet bewijzen, maar het was waarschijnlijk van dat volk dat veel buiten rondhangt. En die, als ze weg zijn, Poolse bierblikjes achterlaten.”
De schapenman vindt het verschrikkelijk wat er is gebeurd. “Want wat levert zo’n accu nou op? Twintig euro?”
Cor zegt dat hij de omheining weer heeft gerepareerd. “Dat heeft de dierenpolitie gezien. En het klopt helemaal niet dat er geen veilige drinkwatervoorziening was. Bij de sloot had ik een plateau gemaakt.”
Van het onthouden van goede zorg is volgens hem dan ook totaal geen sprake. “Mijn schapen zijn gewoon in goede conditie. Ze zijn luisvrij, schurftvrij, ontwormd met vitamines en ik geef ze een speciaal middel tegen maden.” De rechter herkent daar wel wat in. “Ik ben opgegroeid met schapen”, zegt ze. “En die maden kunnen inderdaad een heel groot probleem zijn.”
Bebloede kop
Cor is de schroom voorbij en zit stevig op de praatstoel. Hij is niet zomaar een schapenhouder, zegt hij. “Ik ben drie keer Nederlands kampioen schaapscheren geweest. Ik zie direct of er iets met een schaap aan de hand is. Je hebt kijken en kijken. Ik zie gewoon veel meer dan een leek. Ik kan mij voorstellen dat de dierenpolitie onder de indruk was van zes dode schapen. Maar daar werken ook veel leken, zo zie ik dat. Ik heb er grote moeite mee dat ik hier nu moet zitten.”
De schapenhouder heeft al eens eerder een aanvaring met justitie gehad, vertelt hij. Die zaak is toen met een sisser afgelopen, omdat hij kon uitleggen dat de bebloede kop van een ram alles te maken had met een rangordekwestie. En dat je zo’n gewond schaap dan zeker geen blauw verband om de kop moet doen. “Want dan denkt de rest van de rammen: dat is een vreemde eend in de bijt en krijg je opnieuw een gevecht. Rammen die elkaar niet kennen, gaan onderling een rangorde bepalen.” De rechter blijkt wel van een taalgrapje te houden. “Een ramorde dus”, reageert ze.
De officier van justitie lijkt onder de indruk van Cors betoog. “Tja, wat moeten we hier in hemelsnaam mee?”, verzucht ze als het haar beurt is om een straf te eisen. Ze komt tot een milde conclusie: een voorwaardelijke taakstraf van veertig uur. “Als stok achter de deur.”
De milde eis zint Cor voor geen meter. “Ik voel me hier aangetast in mijn eer.” Hij zet zijn handen onder zijn kin en staart naar de tafel.
“Het doet u wat, hè?”, zegt de rechter.
“Ja”, antwoordt Cor, plots met een trillende stem. “Omdat het onterecht is.”
Na een korte stilte en een veeg langs zijn betraande ogen herpakt hij zich. “Dat voorwaardelijke, daar heb ik een tyfushekel aan. Iets is goed of fout. Met voorwaardelijk kan ik niks.”
Het Vonnis
Voordat de rechter tot een oordeel komt, wil ze iets kwijt over de dagvaarding. Die vindt ze nogal vaag en daar kan ze in juridische zin niet zoveel mee. Los daarvan zegt ze tegen Cor: “Ik ga u het voordeel van de twijfel geven. Ik ga u vrijspreken. Een accu kan gestolen worden. U kunt ook niet de hele tijd bij de dieren zijn. Maar schapen houden op zo’n grote afstand, daar zou ik toch nog eens over nadenken.”
Cor knikt, pakt zijn jas en loopt samen met zijn chauffeuse de zaal uit.
Dit artikel is van mediapartner Rijnmond.
Foto ter illustratie.