Aanrijtijden ambulances vaak onder de norm door personeelstekort

 

Een ambulance dient bij een spoedrit binnen vijftien minuten na een melding bij de patiënt aanwezig te zijn. De norm is dat 95 procent van de spoedritten er daadwerkelijk is binnen dat kwartier. In bijna geen enkele gemeente in de regio Rotterdam-Rijnmond is dat percentage in het eerste half jaar van 2022 gehaald.

 

In Lansingerland haalde in de periode van januari tot juli slechts zo’n tachtig procent van de spoedritten het om binnen 15 minuten ter plaatse te zijn.

 

“Wat ik voorop wil stellen, een ambulance komt altijd. Hierover zijn afspraken gemaakt in Nederland. Wij moeten er snel zijn, wij mogen met geluid- en lichtsignalen rijden en het is de bedoeling dat wij binnen 15 minuten ter plaatse zijn als er sprake is van spoed. Gemiddeld doen wij er 10 minuten over om te arriveren. Maar het aantal keren dat wij 15 minuten nodig hebben om aan te komen stijgt”, zegt directeur ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond Arie Wijten.

 

Van alle gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond bij elkaar opgeteld, was in de maanden januari tot en met juli bij 88,4 procent van de meldingen een ambulance binnen een kwartier aanwezig. In de gemeente Barendrecht werd de norm van 95 procent een aantal maanden wel gehaald, net als in Ridderkerk en Schiedam. In Rotterdam ligt het percentage boven de 90 procent. In de gemeente Lansingerland, maar bijvoorbeeld ook in Westvoorne, ligt dit een stuk lager.

 

Oorzaken

 

Volgens Wijten zijn er een aantal oorzaken waardoor de ambulance steeds vaker 15 minuten nodig heeft om aan te komen. De belangrijkste oorzaak is een groot gebrek aan personeel. Er is een tekort aan geschoolde ambulanceverpleegkundigen. “Ik maak mij daar zorgen om omdat het een trend is die niet keert”, zegt Wijten. “Het is al een aantal jaren zo dat wij moeilijk aan personeel kunnen komen. We treffen grote en kleine maatregelen om het beter te doen. Maar ik zie dat de keten verstopt raakt.”

 

Wijten vervolgt: “Er is een tekort aan huisartsen. Door de drukte zeggen zij: ‘bel maar een ambulance’. Dan komen wij. Maar het lukt ons niet altijd om een patiënt kwijt te kunnen in het ziekenhuis. Ook daar is een tekort aan personeel. De doorstroming van ziekenhuis naar verpleeghuis stokt ook wegens personele problemen. Het is echt een zorgwekkende ontwikkeling binnen de hele zorgsector.”

 

Rol van de overheid

 

“We werken eraan om zo dicht mogelijk bij de streefnorm van 95 procent te komen. Het is geen voorschrift maar een streefnorm. Wij nemen zoveel mogelijk mensen aan. Maar er is meer aan de hand dan alleen een personeelstekort”, legt Wijten uit. Het aantal ambulanceritten is namelijk ook gestegen. “Wij hebben in het eerste half jaar van 2022 tien procent meer ritten gereden. Waar de grote stijging vandaan komt weten wij niet precies. Dat wordt uitgezocht.”

 

Op de vraag of er een rol is weggelegd voor de overheid om de problemen aan te pakken, is Wijten stellig: “Absoluut. Zorg dat de instroom van personeel op orde blijft. Zorg dat ziekenhuizen goed gefaciliteerd zijn om mensen op te leiden. Zorg dat de opleidingen op een andere manier gestructureerd worden”, oppert hij. “Bij ons moet je naast negen maanden opleiding ook 900 uur op de ambulance meedraaien voor je bevoegdheid krijgt. Dat is lang want je maakt in die uren heel veel mee. Meer dan bijvoorbeeld in Limburg, waar het een stuk minder druk is. Maar landelijk geldt die 900 uur meedraaien. Ik zou daar differentiatie in willen zien”.

 

Dichtstbijzijnde ambulance rijdt

 

De samenwerking met de regio’s is wel goed. “De afspraak is altijd dat de dichtstbijzijnde ambulance rijdt. Ongeacht uit welke regio deze komt. Zoetermeer valt bijvoorbeeld onder de veiligheidsregio Haaglanden. Is er een ambulance uit Zoetermeer het dichtst bij een melding uit Lansingerland, dan zal deze wagen daar naartoe rijden.”

 

De regiogrenzen leveren de ambulancedienst geen bureaucratische belemmeringen op. “We hebben goede afspraken. Maar buurregio’s hebben dezelfde problemen. Het tekort aan mensen is geen regionaal probleem, maar een nationaal probleem.”